Leersum tijdens de Tweede Wereldoorlog.

In 1940 was Leersum een klein agrarisch dorp met plusminus 2200 inwoners. Een doorgaande weg, die nu de Rijksstraatweg heet, was de belangrijke hoofdader. Aan deze weg lagen huizen, pensions, winkeltjes, restaurants/cafés, bedrijven en boerderijen en links een rechts waren zijwegen. De kerk was het centrum. Er was geen markt of kerkplein aanwezig. Leersum had zijn eigen vlag in de kleuren rood-geel-rood met een eigen gemeentewapen. Ook was er een eigen gemeentehuis met een burgemeester en gemeentebestuur en had het dorp een veldwachter. Leersum was weids, met zijn uitgestrekte akkers, heidevelden en her en der een stuk bos in het landschap. Uitgestrekte bossen, zoals nu bestonden, toen niet. Door het agrarische landschap liepen kleine smalle paden, die handig waren voor de Leersumers tijdens de Tweede Wereldoorlog. De boerderijen lagen in de jaren veertig best ver uit elkaar. Wat op de ene plek gebeurde, onttrok zich gemakkelijk aan de waarnemingen van de buren. 

De bevolking van Leersum had een gesloten mentaliteit: men stak de neus niet in andermans zaken en je dopte je eigen boontjes. Op die manier was een geheim gegarandeerd.

Enkelen hadden een akker, waar graan of bieten op werden geteeld. Bijna iedereen in Leersum had wel een flinke moestuin. Men had tijdens de bezetting geen gebrek aan voedsel en er was zelfs genoeg om in het geheim het verzet aan voedsel te helpen. Het boerenleven was hard werken, van 's morgens vroeg tot 's avond laat. Kippen, koeien, varkens waren een bron van inkomsten voor de boeren in Leersum. Ook kwamen hier grote kuddes schapen voor. Het kon gebeuren dat een schapenboer bij zijn collega’s kuddes gingen ophalen, die hij de hele dag liet grazen op de heidevlaktes en tegen de avond weer netjes terug bracht.

foto: panorama van Leersum (1938).